De rol van de leider is dienend aan de organisatie en is gericht op het in balans houden van de organisatie, het behouden en versterken van de eigen kwaliteiten. De leider moet in staat zijn, afhankelijk van de situatie, verschillende leiderschapsstijlen in te zetten.
Er is geen goed of fout. Er is niet één waarheid over hoe georganiseerd of gehandeld moet worden. Er is niet één best practice. Het gaat om de werkbaarheid. Wat voor de ene organisatie of het ene onderdeel geldt, hoeft nog niet voor een andere te werken.
Leiders inspireren tot een gemeenschappelijke visie en zijn bereid de status quo aan te pakken. Op emotioneel vlak geven leiders vertrouwen aan mensen die angst hebben en maken het mogelijk dat zij bij zichzelf kunnen blijven. Dit doen ze onder andere door overzicht te creëren, in actie te komen waar aarzeling ontstaat, zekerheid te bieden aan mensen die wankelen, moed te tonen waar lafheid opduikt en optimistisch te zijn daar waar cynisme de boventoon voert.
Voor organisaties betekent dit dat leiders persoonlijke en maatschappelijke sensitiviteit nodig hebben en in staat zijn de belangen van de organisatie in het juiste perspectief te plaatsen.
“It is better to lead from behind and to put others in front, especially when you celebrate victory when nice things occur. You take the front line when there is danger. Then people will appreciate your leadership.” Nelson Mandela